woensdag 31 mei 2017

ACTIE = REACTIE

Wie kent het spreekwoord niet? Wie wind zaait, zal storm oogsten. Het klinkt als een bedreiging. Als je iets verkeerd doet wordt je het slachtoffer. Dan zal er met een wijzend vingertje naar je worden gewezen. Eigen schuld dikke bult.

Tegenwoordig zijn er meerdere varianten in omloop die naar mijn mening positiever klinken. Wie goed doet goed ontmoet. Of deze wie eerlijk is zal vertrouwen ontvangen. Of wie doorzet zal resultaat boeken. ( Laatste is een van mijn sterkste kanten.)

Maar waar gaat dit nou over? Het gaat over een actie die een bepaalde reactie veroorzaakt. Die actie die wordt door jou gedaan. Jij bepaalt dus wat er gebeurt. Jij hebt de regie in handen. Als je  niet zo goed in je vel zit, weet dan dat je extra goed moeten zaaien, wil de oogst wat beter zijn. ( Nick en Simon)

Soms duurt de reactie langer dan je hoopte, maar het kan ook zijn dat de uitwerking op een andere manier gebeurt dan jij verwacht. Maar actie hoort bij reactie. Vaak is het voor zorgvragers moeilijk om dit te begrijpen. Het beste begrip komt als ze het zelf meemaken. Hieronder een mooi voorbeeld.

Onze zorgvragers hebben zakgeld waarover ze zelf beschikken en zelf bepalen wat ze ervoor kopen. Daardoor zijn ze in de loop der jaren slimmer geworden in het uitgeven. Eentje is erg zuinig geworden, als het gaat om kadootjes voor een ander. Ze krijgen altijd een vast bedrag voor een verjaardag, waar ze dan kadootjes voor mogen kopen. Maar hij heeft er een handje van om dan iets te kopen en dan geld eraan over te houden. Waar niets mis mee is, hoor. Laten we daar duidelijk over zijn. Maar wat hij zaait zal hij ook oogsten. Hij begrijpt vaak niet dat hij zelf de dupe is van zijn actie.

Tussen mijn verjaardag en die van hem zit een dag. Een week ervoor komt hij bij me op kantoor. Hij vindt het erg spannend en kijkt uit naar zijn verjaardag.

"Nog zeven nachtjes slapen en dan ben ik jarig hé? " vraagt hij.
"Jazeker, maar ikke eerst hé?" grap ik.
"Wat ga jij voor mij kopen? " vraagt hij en je ziet aan zijn gezicht dat hij het heel spannend vindt.
Wetende dat hij heel zuinig is geef ik plagend antwoord: "Dat weet ik nog niet."
"Waarom weet jij dat niet?" vraagt hij terug.
"Ik wacht even mijn verjaardag af."
Vragend kijkt hij me aan. "Wat heeft dat er nou mee te maken?" wil hij weten.
"Ik wacht eerst wat jij mij gaat geven en dan bepaal ik wat jij gaat krijgen. Want als jij iets koopt voor twee euro dan hoef ik ook maar voor twee euro iets te kopen."
Hij loopt weg en moet dit even verwerken.

Dan breekt mijn verjaardag aan. Iedereen zit aan tafel te wachten tot het acht uur is. Om precies acht uur starten we met zingen en dan de kadootjes. Hij wil als eerste. Met zijn armen vol komt hij aanzetten. "Pak maar uit." zegt hij trots. Het zijn er een heleboel en bij elk pakje noemt hij de prijs. Als ik klaar ben met uitpakken zegt hij trots: "Nou weet ik voor hoeveel ik ga krijgen."

zondag 28 mei 2017

TOPPERS 2017

Ik zie op mijn mobiel dat het 30 graden is. De zweetdruppels voel ik op mijn voorhoofd. Of die nu komen van de warmte of van de angst kan ik niet beoordelen. Waarschijnlijk allebei. Ik zit net op stoeltje 65 in vak 424 van de Arena. Ik kijk de diepte in, want we zijn een van de eersten. Ik heb de trap en het gangpad overleefd. Ook al weet je van te voren dat het diep is, het went nooit met hoogtevrees.

Wat eraan vooraf ging:
"Kijk" zegt een van de begeleiders op de vraag hoe je aan tickets kunt komen voor de toppers. "Je gaat naar VakantieVeiling.nl en je biedt. Dan houd je de biedingen in de gaten en kijkt hoever je kunt gaan." De zorgvrager zit met zijn neus op het beeldscherm. Dit is interessant. "Chips, nu hebben we twee kaarten." zegt de begeleider. De zorgvrager glundert. "Echt, is het echt?" vraagt hij. "Ja, nu hebben we een probleem, want ik wil daar helemaal niet heen." zegt ze. "O maar ik wel." zegt de zorgvrager "Ik vraag Alida wel."

Tja, en daar zit ik dan. Bij de toppers. Wat een uitdaging. Ik ben al naar vele voorstellingen geweest, maar zo groots nog nooit. Het is ook heel anders wanneer je zelf naar zoiets wilt gaan. Nu heb je verantwoording, want je begeleidt iemand naar het feest.

Zeker toen een paar dagen geleden in Manchester een aanslag was. Dan ga je wel nadenken. Dus moet je voorbereiden. Ik zet de drie broers aan tafel en wil een paar afspraken maken. In een omgeving met misschien wel meer dan 100.000 bezoekers kan je gemakkelijk iemand kwijt raken. Na ons uitje vorig jaar in Amsterdam wil ik dat proberen te voorkomen.

Ik begin maar eens de site te bestuderen, waar je allemaal aan moet denken. Zoals het niet mee mogen nemen van eten en drinken in de arena. En besluit het volgende af te spreken, waarbij belangrijk is dat ze goed begrijpen wat de bedoeling is. Duidelijkheid geeft veiligheid!!

Je blijft naast elkaar lopen. Gaat dat niet, dan loop je voor mij uit zodat ik je kan zien.
Wordt het te druk dan neem ik je bij de hand.
Op een roltrap ga je voor me uit.
Raken we elkaar toch kwijt dan blijf je staan waar je bent.
Je neemt een opgeladen telefoon mee, en ik ga jou bellen, niet andersom.
Dan stel ik vragen om te kijken of ik kan achterhalen waar je staat.
Voor de zekerheid krijg je een kaartje met mijn naam en mobiele nummer, dan kan iemand je helpen.
Nooit gaan lopen, want dan wordt het moeilijker.
Bedenk dat het dus heel druk kan zijn.
Als we aankomen dan ga ik in de parkeergarage zo dicht mogelijk bij de uitgang staan. Want dan hebben we geen file als we eruit willen. ( Ik krijg ervaring met parkeergarages na afloop van een voorstelling) Ik maak een foto van de plek waar we staan met herkenningstekens. We lopen langs de muur, om bij de uitgang te komen, zodat we ook terug weten waar we langs zijn gekomen.
Als we naar de wc moeten spreken we een plek af waar we elkaar weer ontmoeten, vlak voor de toiletingang.
We gaan eerst de omgeving herkennen. Waar is de ingang die wij moeten hebben, hoe ziet de omgeving eruit. Kunnen we de weg terug vinden als we eruit moeten na afloop. Welke richting kan je het beste lopen, om bij de auto terug te komen.
We kijken waar we kunnen eten, en we zorgen dat we genoeg drinken krijgen. Om niet onwel te worden bij de hitte.
Ik koop alvast een uitrit-kaart, om later niet in de file te hoeven staan om te  betalen. ( wat achteraf niet eens had gehoeven, maar oké)

Dan breekt de dag aan. Een hele warme dag wel te verstaan. We vertrekken vroeg, om alles rustig te kunnen doen. Het is er gezellig. Je kunt uitgebreid mensen bestuderen. Prachtige kleren hebben sommigen aan. Het verbaast me dat er veel moeite voor wordt gedaan, door de bezoekers. Het is leuk en heel druk.

Maar we zijn goed voorbereid. Ik zit en ben blij dat ik zit en was niet van plan om nog op te staan, tijdens de voorstelling. Ik moet er niet aan denken dat je steeds langs mensen moet lopen om bij de trap te komen. Er is voor elke stoel precies genoeg ruimte voor één persoon. Dus een tweede die moet passeren moet een beetje overhellen naar de diepte. Ik kan dan niet de leuning van de stoel vasthouden. Maar ik zit en we moeten nog even wachten voor het begint. Mijn schoenen plakken aan de vloer, alsof je kauwgum aan de zool hebt. Het is leuk om zo rond te kijken. Op grote schermen word je bezig gehouden. Dan duurt het wachten niet zo lang.

"Ik moet plassen." zegt de zorgvrager. "Oké, geen probleem." zegt ik. "Dan gaan we er even uit en naar beneden, waar de toiletten zijn." Met een aantal zweetdruppels erbij, zitten we weer en ik blijf zitten.

Het is een heel spektakel. Wat een show. Het volkslied zingen met ca 100.000 anderen, nog nooit gehoord. Ook één minuut stilte, voor de mensen in Manchester, maakt indruk. Het was een hele mooie dag en leuk om een keer meegemaakt te hebben. Onvoorstelbaar dat de toppers zoveel mensen op de been krijgen. Toppie zeggen wij dan altijd.

woensdag 24 mei 2017

GROENE VINGERS MET DE BLAUWE REGEN

Ik heb geen groene vingers als het om tuinieren gaat. Maar ik heb wel lang mee kunnen kijken met mensen die dat wel hebben. Daar heb ik wel het een en ander van opgestoken. Vooral als het gaat om het snoeien van de blauwe regen. Achter in mijn tuin had ik vroeger over de schutting heen een mooie blauwe regen.

In de zorgwoning was achter het huis een pergola ter afscheiding gemaakt tussen de zithoek en de rest van de tuin. Dat bestond uit een een aantal palen waarover heen de blauwe regen bloeide. Door goed te snoeien kregen we steeds meer bloemen. Het was niet alleen een mooi gezicht maar bood ook een stukje schaduw in de zomer met warme dagen.

In de loop der jaren werd de plant wel een stuk groter. Volgens Nico werd het een beetje té groot. Ik deelde die mening niet. In de snoeiperiode kwam ik daar om samen met een paar zorgvragers de plant kleiner te maken. Die hielpen altijd vrolijk mee en zo hadden we dan een leuke dag.

Op een dag kwam ik bij hen in huis nadat ik lang onderweg was geweest. Ik was moe en plofte op de bank. Instinctmatig voelde ik dat er iets niet klopte. Er waren een paar bij me komen zitten, maar ze deden niet normaal. Grote vragende ogen keken me aan.

"Zie je niets?" werd er gevraagd. Ik bestudeerde hen, maar ik wist niet waar ik moest kijken. Nogmaals vroegen ze me of ik echt niets zag. Ik keek rond in de kamer, maar kon niets afwijkend ontdekken. "Je moet naar buiten kijken." werd er gezegd en ze wezen richting de achtertuin. Ik stond op van de bank om me om te draaien om naar buiten in de tuin te kijken.

Ineens zag ik het. De blauwe regen was gesnoeid. Het was zo kaal dat je de palen kon zien. Dat schoot bij mij verkeerd. De jongens hadden dat ingeschat en begonnen gelijk in de verdediging te schieten. Nico had dat gedaan en niemand anders. Ik werd boos, omdat we zeker wisten dat het jaren zou duren voordat die weer zou gaan bloeien. Als die überhaupt nog ging bloeien.

Daar waren ze al bang voor geweest, dat ik het niet goed zou vinden. Gedurende Nico zijn snoeipoging hadden ze steeds geroepen dat ik dat niet goed zou vinden. Maar daar had hij zich niets van aan getrokken. En nu zaten ze met de gebakken peren, want aanplakken dat ging niet meer.

De jaren daarna mocht er van de zorgvragers niemand meer aan die plant komen. Elke nieuwe begeleider die ook maar iets riep over snoeien werd teruggefloten. Maar het ging mis en de plant moest eruit. Samen met de pergola. Nog steeds komt dit verhaal op tafel, omdat ze er nu om kunnen lachen.

Inmiddels hebben we een tuinman die me laatst vroeg  of het niet mooi zou zijn om een pergola bij de zithoek te maken, ter afscheiding. "Met een blauwe regen als plant zeker?" zei ik lachend. Ja dat leek hem wel mooi, zonder de voorgeschiedenis te kennen.
"Nou laten we dat maar niet meer doen." Dan raken de zorgvragers weer in de stress.


zondag 21 mei 2017

UITJE OF OUDJE???

Het is mei. Dan zou het beter weer moeten worden. Als ik naar buiten kijk zie ik dikke regendruppels op mijn raam naar beneden glijden. De wolken waaien rap over en zijn donker van kleur. De zon kan ik even niet vinden. Het is een speciale dag vandaag. Voor één van de zorgdragers is een uitje gepland.

Ervan uitgaande dat het mooi weer zou worden. Toch niet goed willen luisteren naar de weermannen en vrouwen op tv. Denkend dat het hier bij huis wel zou meevallen. Maar we moeten het doen met de druppels. Ik check nog even de buienradar en zie dat het toch beter moet worden in de loop van de middag.

We vertrekken vol goede moed. We moeten ongeveer 1 uur rijden, voor we bij de eerste stop zijn. In Duitsland, het mooie stadje Xanten. Hier is een Romeins museum.  We kunnen mooie foto's maken. Want dat is het doel vandaag, mooie kiekjes knippen. Ik bedenk me dat ik gelukkig een paraplu achter in de auto heb liggen.

Maar we hebben geluk. De tijd dat we daar rondlopen is het droog. Je gelooft het misschien niet, maar op het moment dat we weer in de auto stappen begint het weer te regenen. Op naar ons tweede adresje. In Arnhem, het openluchtmuseum. Als we daar aankomen schijnt de zon regelmatig tussen de wolken door. We gaan weer wandelen. Inmiddels voel ik mijn voeten. Het was geen slimme zet om mijn schoenen met hakjes aan te doen. Maar ja, gewoon volhouden. Het gaat om de zorgdrager. Hij verdient een leuke dag.

Het is onderhand al bijna vier uur. We hebben heel wat gelopen, maar ik zie het niet meer zitten om nog veel verder te lopen. Ik stel voor dat we de tram nemen. Die rijdt al de hele dag rondjes op het park. Op diverse plekken kan je opstappen, om zo het volledige park te kunnen bekijken.

We staan te wachten bij een tramhalte van vele jaren terug. In de tram zijn een paar oude mannen bezig om te rijden en alles in goede banen te laten verlopen. Als de tram eraan komt, stap de conducteur uit. Enige mensen stappen uit en wij staan vooraan om in te stappen.

Uit de tram komt gegil van schoolgaande kinderen die vandaag op schoolreisje zijn. De conducteur stapt voor ons in de tram en en wij volgen hem. Ineens begint hij te roepen met luide stem naar de schoolgaande kinderen. "Jongens en meisjes er komen een paar oudere mensen aan. Dat betekent dat jullie gaan opstaan en jullie zitplaatsen geven aan deze oudjes." Onmiddellijk staan wel tien kinderen op.

Ik kijk achter me en zie geen oudere mensen staan. Dus hij bedoelt dat wij de oudjes zijn en mogen gaan zitten. "Goed van jullie dat er zoveel willen opstaan, dat doet mij deugd." zegt de conducteur. Wij gaan zitten en de zorgvrager begint te puffen. "Zo oud ben ik nog niet."  Hij heeft gelijk, Mijn vader is oud, maar ik toch niet! Nou voor zevenjarige schoolkinderen dus wel.

woensdag 17 mei 2017

HET NACHTLEVEN

Buiten is de hemel zwart gekleurd. Hier en daar zie je witte sterren. De maan schijnt volop en verlicht de straat. De lantarenpaal licht het nachtleven bij. Onze straat is rustig. Er staan maar vier huizen, aan beide kanten twee. Tegenover ons huis woont de overbuurman. Wij zijn de enigen met een overbuurman.  Aan beide kanten, van de straat, is een braakliggend stuk grond waar nog een woning gebouwd kan worden.

Onze voortuin hebben we veranderd met bestrating. Aan de ene kant staat een mooi dolfijnenbeeld, midden op de stoep, om te voorkomen dat er een auto wordt geparkeerd. Want dan zit je in de woonkamer tegen een auto aan te kijken. Op het andere stuk staat een boom, en op de hoek onze brievenbus.

De nacht is stil. Iedereen ligt in bed. Soms hoor je het geluid van een vallende mobiel. Daar is er dan één in slaapgevallen met de telefoon in zijn hand. Op het nachtkastje van de slaapdienst staan twee camera's. Zolang er niet bewogen wordt, staan de schermen op zwart. Het geluid staat aan, zodat je alles meekrijgt als er iets zou gebeuren. Zodra er beweging komt, dan licht het scherm op en kan je meekijken. Het is noodzakelijk in verband met epilepsieproblemen en achteruitgaande bewoner.
Wij hebben slaapdiensten. Je slaapt, maar kan indien er hulp nodig is een helpende hand zijn in de nacht. De meeste nachten verlopen voorspoedig. Er gebeurt weinig en meestal kan je doorslapen tot de volgende ochtend.

Verderop ligt een kroeg. Daar valt kennelijk veel te beleven, want je kan ze regelmatig horen. Zelfs als je binnen bent en je ligt al in bed. Langs de kroeg liggen de voetbalvelden. Vanuit de kantine komt ook vaak lawaai. Op zich zijn het geluiden die horen in een omgeving van een gemiddelde doorsnee woonwijk.

De momenten waarop de sportmannen of kroeglopers naar huis willen, dat zijn de momenten waarop er overlast kan komen. Onze straat is geen doorloopweg, maar toch komen ze vaak langs ons huis. Met veel geschreeuw, gooiend met lege blikjes die ook als voetbal wordt gebruikt. Heel vaak proberen ze of onze brievenbus ook om kan vallen.  Maar die staat stevig in de grond, met een betonblok. Toch worden deze momenten als bedreigend ervaren door onze bijzondere mensen.

Doordat de nacht stil is komt elk geluid veel harder binnen. Het vervelende is als er één wakker wordt. De veiligheid komt in geding en ze liggen vaak wakker onder de dekens hopende dat ze snel voorbij lopen. Eén van de jongens heeft er iets op bedacht. Het is onze politiekenner en die heeft voor een verjaardag ooit een politielamp gekregen. Een soort lantaarn van twintig centimeter hoog met batterijen. Als je de lamp aandoet dan kan je het op constant aan zetten of op de zwaailicht stand. Bij de laatste gaat er een blauw licht rondom zwaaien.

In het donker valt dit erg op. Dus als er weer een groep blijft hangen in de buurt en hij wordt er wakker van dan pakt hij zijn lantaarn, schuift het gordijn opzij en zet de zwaailichten aan. In het donker valt dit erg op. Het werkt altijd, want zodra het blauwe licht de straat vult, weten de sportmannen en kroeglopers niet hoe snel ze weg moeten lopen.

zondag 14 mei 2017

IN DE BOOM BIJ DE GGZ

We zitten in een nauwe gang. Bij de GGZ. Onze zorgvrager moet worden getest. Testen is nog niet zo eenvoudig. Daar denken ze bij de GGZ iets gemakkelijker over. Wij hadden gevraagd of de testen bij ons konden plaatsvinden. Maar dat was niet de gewoonte, en we moesten maar normaal meewerken.

Oké dan, dat houdt in dat we met twee begeleiders hem gaan begeleiden. Want dit kan moeilijk worden. In een vreemde ruimte getest moeten worden, dat is heel spannend. Nadeel is dan ook dat hij minder ontspannen is en daardoor heel traag wordt. Maar ja wij zijn geen wetenschappers.

We hadden ook aangegeven dat het belangrijk was dat we in een aparte ruimte zouden zitten, waar zomin mogelijk prikkels zouden zijn. Dat zou de meeste kans van slagen geven. Na een tijdje te hebben gewacht, verzoekt een dame ons of we in de wachtkamer willen gaan zitten.

In eerste instantie zijn we daar alleen, maar na een tijdje komen er mensen bij zitten. Ze praten over hun problemen en onze zorgvrager krijgt dat allemaal mee. Je ziet hem met de minuut onrustiger worden. Na een half uur worden de anderen verzocht om de ruimte te verlaten, want hier vindt het onderzoek plaats.

Hij is zeer onrustig geworden van de andere wachters en hij vraagt aan de man of hij nu zeker weet dat er niemand meer binnen komt. Want hij vindt dit niet fijn. "Er komt echt niemand meer binnen." zegt de man. Maar omdat dit eigenlijk de wachtkamer is komen er steeds mensen binnen om te willen wachten, ook al hangt er een bordje aan de deur van niet storen. Het stoort dus enorm.

Nauwlettend houden we onze zorgvrager in de gaten. Ze beginnen met de testen. De man stelt vragen en hij mag antwoorden. De man heeft een schrijfblok en schrijft mee terwijl onze zorgvrager praat. Hij probeert mee te kijken wat de man opschrijft. De man merkt dat en begint een hand te houden voor hetgeen hij opschrijft. Onze zorgvrager mag het kennelijk niet zien. Dat is vervelend, want je ziet daardoor dat hij nog onzekerder wordt. Waarom mag hij niet meekijken? Heeft hij iets te verbergen? Dat zijn dingen die door zijn hoofd gaan en je ziet de concentratie afnemen.

Bij de volgende test moet hij dingen omcirkelen. Ook hier begint de man dingen op te schrijven. Inmiddels heeft hij zijn blok zo neer gelegd, dat hij een velletje omhoog houdt zodat niemand kan zien wat hij opschrijft.

Onze zorgvrager wordt trager en lichtelijk geïrriteerd. De onderzoeker begint het ook te merken en je ziet hem twijfelen. Van het twijfelen raakt hij nog meer van slag. Het verloopt dus niet vlekkeloos. Weer komen er mensen binnen en de onderzoeker zet een stoel onder de deurkruk. Lijkt handig, want er kan niemand meer in. Maar onze zorgvrager denkt daar anders over. Er kan ook niemand meer zomaar naar buiten. Weg veiligheid. Opsluiting is een trauma voor hem. De onderzoeker ziet dit allemaal niet.

De angst zorgt ervoor dat hij nog trager wordt. We zijn al twee uur bezig en nog niet op de helft. Gepland was anderhalf uur voor de gehele onderzoek. Maar dit kan wel een dag worden.
Je hoort aan de stem van de man dat hij zijn geduld verliest. Hij zit steeds op zijn horloge te kijken. Schijnbaar lopen we achter en zitten er meer mensen te wachten.

De volgende test moet binnen verschillende tijden gedaan worden. De man pakt een stopwatch en iedere keer als hij ja zegt, dan mag de jongen met de test beginnen en als hij stop roept dan moet de jongen stoppen. Maar, hij houdt de stopwatch onder de tafel. Weer zo geheimzinnig. De jongen begint te zuchten, te grommen en met zijn hoofd te slaan. Dit gaat niet goed aflopen.

Ik stel voor dat we even een pauze inlassen. De man stemt hiermee in omdat hij ook dingen moet gaan regelen in verband met de uitloop. Met z'n drieen lopen we de trap af naar beneden. Onophoudelijk begint hij te grommen. Hij schopt tegen een schilderij aan die in de gang hangt. Als we hem daar wegtrekken begint hij met zijn hoofd tegen de muur te bonken. Met hem tussen ons in, zodat hij niets en niemand kan raken, begeleiden we hem naar buiten.

Daar laten we hem even los en hij neemt van die gelegenheid gebruikt door het op een lopen te zetten. Bomen genoeg in de omgeving. Je ziet hem kijken welke boom hij zal nemen. Vluchten om uit deze situatie te komen. We zetten de achtervolging in. Hij heeft een boom gekozen. Nog net kunnen we hem bij de benen grijpen en trekken hem naar beneden. Daar wordt hij vastgehouden, om hem tegen zichzelf te beschermen. Ik geef aan dat we naar huis gaan en dat ik binnen ga meedelen dat dit niet gaat werken.

Als ik weer boven ben zie ik aan de houding van de man dat hij ten einde raad is. Hij had al iemand ter versterking mee genomen. Ik geeft aan dat het hier stopt. Dit zijn ze niet gewend. Maar dit hadden we al voorspelt. "En wat nu?" vraagt de man. Hij weet het niet meer.

Ik geef aan dat we niet voor niets hadden gevraagd of het niet bij ons kon plaatsvinden. Hij zag in dat dat de enigste kans van slagen zou zijn. Dus we maken een nieuwe afspraak, maar dan bij ons en verdeeld over 6 weken van twee uur onderzoek per week.

geen handen voor een blaadje.
geen geheimzinnig gedoe met een velletje ervoor houden dat hij niet kan meekijken.
geen stopwatch.
geen afleiding van andere mensen.
geen deuren die op slot gaan, zodat hij niet naar buiten kan.
geen irritatie in de stem.

Maar in zijn vertrouwde wereld met het nemen van alle tijd. Dan heeft het kans van slagen. Het is nu eenmaal geen doorsnee jongen.

woensdag 10 mei 2017

DE KENNEL

Terwijl ik sta te praten met één van onze zorgvragers, zie ik aan zijn gezicht dat de boodschap verkeerd binnenkomt. Zijn ogen staan vragend, zijn mond zakt naar beneden, zijn schouders gaan hangen en zijn gezicht kleurt rood. Voordat ik uitgepraat ben is het helemaal mis.

Hij draait zich om en loopt uit de situatie en smijt de deur achter zich dicht. Terwijl ik nadenk over wat ik heb gezegd, komt de volgende binnen. Iets te hard roept hij; "Wat heb jij gezegd?"
Je ziet aan hem dat hij wil begrijpen waarom zijn broer zo doet.

Dit is niet de eerste keer. In de loop der tijd heb ik geleerd om er niet meteen achteraan te gaan. De boodschap moet landen. Ook als het verkeerd binnen komt. In onze signaleringsschema kan je vaststellen dat zijn pannetje helemaal vol zit. Door alle gesprekken die we al hebben gevoerd hebben we afgesproken dat als het pannetje vol zit, ga je even uit de situatie.
Het is een vorm van vluchtgedrag, omdat hij even de wereld niet aankan. Maar het is inmiddels een gecontroleerd vluchtgedrag. Om te voorkomen dat zijn pannetje gaat overlopen.

Op zulke momenten vlucht hij naar een plek die voor hem op dat moment veilig is. Dat is een mooie plek. We hebben namelijk een kennel. Door omstandigheden hadden we een puppy herdershond voor een bepaalde periode. Een mooie gelegenheid om uit te proberen of een hond in een zorgwoning een plekje kan hebben. Voor de hond hadden we bij de dagbesteding een kennel aangeschaft. Vaak zat de hond daar overdag, als het in de fabriek te druk was.

Onze zorgvrager ging dan bij hem in het hok zitten. Daar kreeg hij aandacht van de hond en kon hij zijn situatie verwerken. Dat is bij hem de eerste fase. Weglopen en nadenken.
De tweede fase is vaak een vorm van boosheid. Niet boos op degene die wat heeft gezegd, maar boos op zichzelf omdat in de meeste gevallen de boodschap verkeerd begrepen wordt. Dat is frustrerend voor hem.

Als hij is afgekoeld komt hij in de meeste gevallen terug. Dan gaan we om de tafel zitten en leg ik uit wat er is gezegd. Vaak op verschillende manieren en controlerend of hij me nu wel begrijpt. Het is een mooi systeem, die voorkomt dat de situatie uit de hand gaat lopen.

Samen zijn we er blij mee. Zeg nou zelf wij begrijpen de wereld ook niet altijd.

zondag 7 mei 2017

DODENHERDENKING

Nee, ze deden nergens aan. Verkiezingen? Het zou hen weinig interesseren. De kaarten verdwenen altijd in de prullenbak. Demonstreren voor een betere cao, hadden ze nog nooit van gehoord. Koninginnedag of nu koningsdag dat was een dag waarop je thuis bleef. Maar er werd niets gevierd.
Kerstmis was voor de cadeautjes. Naar de kerk ga je bij geboorte, communie, trouwen en overlijden.
Dodenherdenking, waarvoor zou dat nu weer moeten.

Het is donderdag en het is kienavond. Al dagen maakte ze zich druk of er wel kienen zou zijn. Want het was tenslotte dodenherdenking. Ik ging er vanuit dat er wel kienen was en dat we dan twee minuten stilte zouden houden.

Dodenherdenking, kreeg een betekenis, nadat we bij herhaling uitlegden wat de inhoud daarvan was.
Zeker met de nieuwsberichten van tegenwoordig, kan je niet meer ontkennen dat er geen oorlog in de wereld is. Op een breedbeeld krijg je breed uitgemeten hoe dodelijke slachtoffers er bij liggen. Ontkennen heeft geen zin. Het is aan de orde van de dag.

We rijden naar de kienzaal. Zelf ben ik ook wel benieuwd of er werkelijk kienen is. In een kienzaal is het alleen stil als er nummertjes worden getrokken. Als we de straat inrijden begint ze opgelucht te roepen dat er al mensen zijn. Ik laat haar bij de ingang uit de auto stappen, om vervolgens een parkeerplaats te zoeken.

Als ik de zaal inloop, staat ze te zwaaien dat ze ergens twee stoelen heeft veroverd, waar we kunnen zitten. Het duurt nog een uur, voordat ze beginnen. Normaal starten ze om acht uur precies. Ik vraag aan de dames naast ons of ze weten of er aan dodenherdenking wordt gedaan. Niemand schijnt het te weten. Afwachten dus.

Het loopt tegen achten. De man die altijd achter de tafel zit van de trekking gaat zitten en pakt de microfoon. Hij roept op tot stilte, en heet iedereen welkom. Vervolgens verzoekt hij om twee minuten stilte.

Het is werkelijk zo stil. Daar krijg je kippenvel van. Om me heen zie ik heel veel dames die de oorlog werkelijk hebben meegemaakt. Waarschijnlijk denkt iedereen aan hun eigen herinneringen. Ik ben van na de oorlog en weet niet wat het is om de oorlog mee gemaakt te hebben. Ik wordt nieuwsgierig naar de verhalen van de mensen om me heen.

Na de twee minuten mogen we weer praten. De vrouw naast me vraagt of ik plaatsen weet in Groningen of Friesland. Natuurlijk ken ik veel plaatsen, ik kom daar vandaan. Ze verteld dat zij vanuit het zuiden daar in de oorlog heeft gezeten, omdat daar nog voedsel was.

Voedsel, het is zo normaal dat we elke dag eten hebben, maar voor deze dames is dat toch een andere belevenis. We mogen dankbaar zijn dat we nu geen oorlog hebben in Nederland.

Dodenherdenking, moet voortbestaan, opdat we niet mogen vergeten. En weet je, zelfs in de zorgwoning hebben ze twee minuten in stilte herdacht.

woensdag 3 mei 2017

GEVULDE KOEKEN

Ze had een klein keukentje in de unit waar ze woonde. Meestal als we kwamen stond er een afwas. Om schone kopjes te hebben, voor de koffie, gingen we eerst afwassen. Een klein keukenblokje met
drie hangende keukenkastjes, waarvan er twee op slot zaten. Eén voor de medicatie en bij behorende middelen en één waar het snoep, chips en aanverwante artikelen in zaten.

Zelf had ze een koekjes trommel waar meestal een paar kleine koekjes inzaten voor bij de koffie.
Deze keer had haar begeleiding koeken gekocht met haar, bij de plaatselijke bakker. Verpakt in een papieren zak, lagen ze bij het koffiezetapparaat met een briefje erop, dat deze bedoeld waren voor het bezoek en dat wij haar er niet een mochten geven.

Leuk is dat, komt er bezoek. Worden er lekkere koeken gehaald en mag je er zelf niet een nemen. Daarom liep ze ook steeds te mopperen. Dat is niet te snappen en niet eerlijk. Ik gaf haar hierin wel gelijk. De reden waarom niet, was mij ook onbekend.

Maar we begonnen eerst met de afwas. Terwijl wij dat deden, pakte ze haar koekjestrommel. Ze haalde de kleine koekjes eruit. Pakte de zak met gevulde koeken en legde die op de bodem van het blik. Het waren er drie, telde ik, precies genoeg voor het bezoek.
Boven op deze koeken legde ze de kleine koekjes. Vervolgens deed ze de deksel op de trommel.

Na de afwas had ik koffie gezet en gingen we gezellig kaarten. Want daar kwamen we voor. Tijdens het spel schonk ik voor iedereen koffie in en ging weer zitten.

De koekjestrommel werd gepakt en ze haalde de deksel eraf. Netjes hield ze de trommel voor ons en zei dat we een koekje mochten pakken. Toen een van de bezoekers de kleine koekjes aan de kan wilde schuiven om een lekkere gevulde koek te kunnen pakken zei ze: "Nee, dat doen we niet, we beginnen eerst met de kleintjes."  Dus we pakten allemaal een klein koekje. De deksel ging er weer op en we gingen verder met kaarten.

Rond negen uur komt er een begeleider langs om de medicatie te geven. Hij vroeg of we al een koek hadden gehad. Waarop we braaf ja knikten. Nadat hij weer weg was kwam de verpakking van de bakker weer tevoorschijn. Ze opende het blik en deed de drie gevulde koeken weer in de zak.
Ze stond op en verstopte de zak achter haar kast. "Zo" zei ze "Dan heb ik nog wat lekkers voor als jullie straks weg zijn.".....................