Daar zat onze Jan, levenloos op de wc, in verstarde houding. De schok was groot. Dit hadden we niet zien aankomen. Wat nu?......
Ik gaf de gegevens door, met de mededeling dat ik zijn geld beheerde. Het vreemde was dat de hele straat kwam aanlopen, behalve de buurvrouw, die een zus van hem is. Die was in geen velden of wegen te bekennen. De arts stelde zijn dood vast en wij vertrokken naar huis. Want wij waren geen familie. Zijn fiets stond nog buiten. In de boodschappentas zat zijn portemonnee. Maar het weekgeld was verdwenen. Er was dus iemand geweest, die het geld mee genomen had en waarschijnlijk 112 heeft gebeld. We zullen nooit weten wie dat gedaan heeft.
Het werd maandag, na de beruchte vrijdag. De bel ging, op de fabriek, en er verschenen mensen aan de deur, die aangaven dat ze boers en zussen waren van onze Jan. Aan tafel gaven ze aan dat ze geen bankafschriften konden vinden, en dat ze wilden weten hoeveel geld hij bezat en wat zijn schulden waren. De manier waarop dit ging, stuitte me tegen de borst. Ik gaf aan, om tijd te rekken, dat ik daarvoor het één en ander onder elkaar moest zetten. Dat ze de volgende dag maar moesten terugkomen. De familie vertrok, met de mededeling morgen terug te komen.
De telefoon ging, het was dinsdagochtend, en ik kreeg iemand van de gemeente Bergen aan de lijn. Ze vertelde dat de familie net langs was geweest om afstand te doen van de erfenis van Jan. Nu was het aan de gemeente om de uitvaart te regelen. Maar ze wilden eerst met ons overleggen, omdat als zij het regelen dan werd er geen uitvaart geregeld. Ze vonden ons altijd zo sociaal betrokken bij het personeel en vroegen ons mee te denken. Zij brachten hem dan naar het crematorium, omdat dat het goedkoopst was. Koud en kil. En verder werd en niets gedaan. Ze vroegen of wij het niet wilden regelen. De financiën waren dermate goed dat we het van zijn gespaarde geld konden betalen. Dus wij namen de verantwoording.
In de middag kwamen die broers en zussen weer langs. Zij wisten niet dat we gebeld waren door de gemeente. Ze kwamen even informeren of ze het geld mee konden nemen, U begrijpt dat we op een nette manier de mensen de deur hebben gewezen. Wat zou Jan teleurgesteld zijn, hij was er zo van overtuigd dat ze alles zouden regelen. Maar ze hadden zijn huis onderzocht en spullen mee genomen, zonder overleg, en bij ons kwamen ze met een schijnheilig gezicht zijn geld even halen. Inmiddels was het huis vergrendeld door de politie en niemand mocht er meer in.
De pastoor kwam en de begrafenisonderneming. Hij was vrijdag gekleed in werkkleding die ze bij de aula hadden weggegooid. Maar we konden niet meer bij zijn kleding. De pastoor had de oplossing. Je wordt naakt geboren en gaat naakt terug. Dus was hij gewikkeld in doeken en de kist bleef dicht.
Samen met onze medewerkers stonden we in de aula en herdachten hem, samen gingen we hem wegbrengen naar het kerkhof in Gennep. Samen droegen we de kist. Alhoewel er wel wat familieleden waren komen opdagen en ik had zijn stiefkinderen gevraagd mee te komen. Het was een waardig afscheid. Met zijn stiefkinderen liep ik nog even langs het graf van hun moeder. De oorzaak van onze ongelukkige Jan. Maar ze waren weer samen.
We hadden niet gekozen voor een koffietafel. Maar als collega's onderling en de pastoor zijn we naar zijn stamcafe gegaan en hebben we een laatste rondje gedronken en geproost op het leven. En op onze Jan................
Geen opmerkingen:
Een reactie posten