zondag 10 januari 2016

KLEREN KOPEN

We rijden naar Gennep, om kleren voor hem te kopen. Hij zit naast me in de auto. Het zweet staat op zijn voorhoofd en de spanning is van zijn gezicht af te lezen. Steeds kijkt hij opzij en zit me aan te staren. Aangezien ik op de weg moet letten kan ik niet steeds oogcontact met hem zoeken.
Maar als ik naar hem kijk dan kijkt hij weer snel naar buiten. Best verlegen. En zucht steeds.

Hij krijgt zelfs een rode kleur. Ik bedenk me dat dit voor hem ongelofelijk spannend moet zijn. Met eigenlijk een wildvreemde, die zo maar voor hem kleren gaat kopen. Hij heeft nu kleren van zijn broertje aan.

Je ziet dat de spanning oploopt. Ik realiseer me dat hij alleen zijn moeder heeft als vrouwelijk voorbeeld. Nooit komt hij bij meisjes in de buurt. Hij kijkt dus zijn ogen uit.
En dan weet hij niet waar we heen gaan. Want zo vaak kwam hij niet buiten.

We komen aan bij de bewuste winkel en we gaan kijken. Ik schat de maat en laat hem wat dingen passen. We hebben een broek, trui en een shirt nodig. Dan kan hij komen "werken"
Ik reken af en we stappen weer in de auto. De tas met kleren houdt hij met twee armen vast. Bang dat iemand het weer van hem af gaat nemen. Op de terugreis praten we over de dingen die hij bij ons kan doen. Maar hij is zo onder de indruk, dat er weinig uitkomt.
We spreken af dat hij na het weekend komt en gaat kijken wat we zo al doen in onze fabriek. En dan kan hij zijn vader zien werken.

Als het maandag is verschijnt hij op kantoor. Ik zie dat hij andere kleren aanheeft dan die wij gekocht hebben. "Hé" zeg ik: "waar zijn je werkkleren?"
Hij geeft geen antwoord, maar gaat gauw de fabriek in. Na een paar dagen heeft hij nog steeds de kleding van zijn broertje aan. En ik krijg maar geen antwoord op mijn vraag waar de kleren gebleven zijn. Ik ga op onderzoek uit.

Zijn moeder laat me binnen. Die is blij met het bezoek, want ja ,zij zit voortaan alleen in huis. De andere broers zitten door de week in een instelling en vader en zoon zijn naar de fabriek. Ik loop met haar mee naar boven. Ik geef aan dat ik op zoek ben naar de kleren, die we vorige week hebben gekocht. Nou, ik moet maar even mee lopen. We komen aan bij de slaapkamer van hem. In haar schort heeft ze een deurklink. Daarmee opent ze de deur. Ik kijk rond en merk dat er op geen enkele deur een klink zit. dus als je dat onderdeel niet hebt dan kun je nergens inkomen. Ik vraag waarom dat zo is. Dat wil haar zoon, die is de baas en als hij thuis komt dan heeft hij die klink op zak. En als iemand dan ergens in wil, moeten ze dat aan hem vragen en laat hij hen binnen in die kamer. Maar ... geeft moeders trots aan, nu is zij de baas, want nu is er niemand anders.
We gaan kijken waar de kleren zijn. Dat weet ze want ze liggen netjes in een kast. Keurig opgevouwen. strak op elkaar gestapeld. Het ziet er netjes uit.

"Maar waarom doet hij die niet aan? "vraag ik aan de moeder.
Ze kijkt me glunderend aan, alsof ze me een geheim gaat vertellen. Ja, die kleren zijn heilig. Die heeft hij van jou gekregen. En stel je voor dat die zouden beschadigen. Dat kan toch niet. Dus elke ochtend en avond, dan pakt hij de stapel uit de kast, inspecteert of alles er nog goed bij ligt en ruikt eraan. Alsof ze volgespoten zijn met parfum.
Oké, Ik begrijp dat dit dus even gaat duren en tijd nodig heeft.
Na maanden is de trui die hij aanheeft zo vergaan en vies, dat we vinden dat hij toch echt een keer een andere trui aan moet doen. Maar uit zichzelf doet hij dit niet. Het is net of die kleren onderdeel uitmaken van zijn lichaam en niet verwijdert kunnen worden.

Ik bedenk een list, ik koop een nieuwe trui. Ik roep hem op kantoor. Hij is altijd erg bereid iets voor me te doen. Dus ik verzoek hem om deze trui even te passen, want dat ik moet weten of die maat wel goed is. Ik geef aan dat die andere trui dan even uit moet, want anders kunnen we het niet goed zien. Hij doet de trui uit en terwijl hij de nieuwe aandoet, loop ik naar de prullenbak en laat hierin de oude trui vallen.  Hij kijkt naar de nieuwe trui. Ik vraag of hij het mooi vindt. Natuurlijk, alles wat van mij komt is mooi. Dus dan houden we die aan. Hij kijkt me met grote ogen aan. "Waar is die andere trui dan?? "vraagt hij. In de prullenbak. Die zien we nooit meer terug.

de volgende keer: waar laten we het geld dat hij verdient?...........

Geen opmerkingen:

Een reactie posten