zondag 31 juli 2016

VLIEGEN VANGEN IS TOPSPORT


Vroeger had mijn vader een paludarium bij ons in de woonkamer staan. Een paludarium is een aquarium en terrarium gecombineerd en het bekleedde een hele wand. Er zitten dus vissen in het water en in het landschap liepen diverse hagedissen, kikkers en gekko's. Gemaakt van onderdelen van onze oude broodafdeling, uit onze winkel. Dus eigenlijk je zat door de vitrine te kijken.

Uren kon ik er naar kijken. Voor het paludarium stond de eettafel en daar zat ik altijd mijn huiswerk te maken. Om de beestjes te voeren, moesten er vliegen gevangen worden. Dan liep mijn vader met een hele grote schepnet door de weilanden langs ons huis te zwaaien. In de hoop dat er dan weer een hoop vliegen gevangen werden. Dan kwam hij thuis, ging er een schuifluik open en duwde hij het net in de opening, zodat de vliegen vrijgelaten werden. Klaar voor de vangst, klaar om opgegeten te worden.

Belangrijk was dat de vliegen in leven waren, want alleen dan werden ze gevangen en gegeten door de beestjes. Als het geen vliegentijd was dan hadden we krekels, als voer. Mijn vader leerde ons vliegen vangen. Gewoon de huis, tuin en keukenvliegen, die ons steeds lastig vallen. Anderen hadden daar van die krullende klevende stroken voor in de kamer hangen. Waar als je, per ongeluk, er met je haren tegen aanliep je een heel groot probleem had. Zo kleverig waren die rollen.

Maar we leerden vliegen vangen. Met de hand. Mijn vader vertelde dat een vlieg zijn ogen aan de zijkant heeft zitten en dus van voren niet goed kan zien. Daarnaast als ze opvliegen, gaat dat net als bij een vliegtuig, schuin recht naar voren. Dus als je met je hand zo dicht mogelijk bij de vlieg zijn voorkant probeert te komen en dan met een snelle beweging naar de vlieg toe, dan vloog hij bijna automatisch in je hand. De kunst was dan dat je hem niet ging fijnknijpen. Want dan kon hij niet meer gevangen en gegeten worden. We waren allemaal thuis erg behendig in het vangen van vliegen.


Ik ben aan het werk. Begeleid één van onze zorgvragers naar een verjaardagsfeest. Haar vriendin is vandaan 50 geworden. Ik ben niet de enige begeleider. Zo zijn ze van de zorgboerderij en de maandagavondclub er ook. Ieder heeft één van zijn cliënten mee.
De zus heeft haar huis en tuin opengesteld, zodat ze daar haar verjaardag kan vieren. Als we binnen komen kom ik naast één van haar kinderen te zitten.

Ik weet dat het ook bijzondere kinderen zijn. Deze jongeman heeft de klassieke vorm van autisme.
Ik geef hem de kans om aan me te wennen. Al gauw voeren we samen gesprekjes. Het is een vrolijke jongen. Zeer open in het gesprek. Dan komen we op de vervelende vliegenplaag van deze zomer. Ze zijn er in overvloed.

"Wist je dat je die vliegen gewoon kunt vangen?" vraag ik de jongen. Hij gelooft mij niet. Ik leg hem het verhaal van mijn vader uit. Hij is zichtbaar geïnteresseerd.  Om mijn verhaal kracht bij te zetten, laat ik hem zien hoe ik dat doe. Ik vang een vlieg en open mijn hand. De vlieg schud even en vliegt vervolgens weer weg.

Dit is helemaal geweldig. Hij gaat ook op vliegenjacht. Na een paar keer te missen, is het raak.
"Ik heb een vlieg gevangen" zegt hij met opgewonden stem. "Hij zit in mijn hand, ik voel hem bewegen." "Nu niet knijpen, hé." geef ik aan.
Hij opent zijn hand. De vlieg is een beetje duf en loopt over zijn hand. Met een vinger van zijn andere hand kan hij de vlieg gewoon aanraken. Want hij vliegt niet meteen weg. Trots laat hij iedereen zien dat het hem gelukt is. Ook legt hij goed uit hoe dat je de vlieg kunt vangen.

Na een tijdje doodt hij de vlieg en gooit hem op de grond. Dan volgt een tweede avontuur. Die vlieg wordt opgemerkt door mieren. Die proberen met elkaar de vlieg te verplaatsen. De jongen zit met zijn neus er boven op. Kijkt hoe ze moeite doen om een vlieg te verplaatsen.
Ik sla het gade en verbaas me hoe eenvoudig je iemand bezig kunt houden. Zijn gevoel van eigen waarde is gegroeid. Want hij kan het voortaan. Vliegen vangen. Hij is er trots op en heeft een nieuwe hobby.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten